Het stadhuis

In het stadhuis vergaderden de schepenen van onze stad. Naast het stadhuis staat een hoge toren; een belfort. Letterlijk een klokkentoren. Hiermee laten wij iedereen weten hoe belangrijk en rijk de stad is.


In het stadhuis vergaderen onze stadbestuurders. Het stadsbestuur bestond uit de raad van schepenen. Zij moesten toezicht houden op het onderhoud van alle straten, grachten en belangrijke gebouwen in de stad. Ook waren zij aanvoerder van het stadsleger, wetgever, gezant naar andere steden en landen, onderhielden zij contact met de landsheer, moesten zij voor de financiën van de stad zorgen en spraken zij recht. In een stad waren vaak zeven tot dertien schepenen.

Meester Henk! Mocht iedere stadsbewoner schepen worden?

Schepenhuis

Nee, alleen poorters mochten schepen worden. Het poorterschap kon je krijgen door geboorte (je ouders waren poorters), een huwelijk met een poorter of poorteres of door het poorterschap te kopen. In het laatste geval moest je aantonen dat je niet arm was, een vrij man was en een goede naam had. Dat wil zeggen dat je niet bekend stond als een schurk of leugenaar. Als aan alle voorwaarden waren voldaan dan legde je de poorterseed af en werd je naam ingeschreven in het poortersboek.  Als poorter werd je beschermd door de stad, je kon lid worden van een gilde en een overheidsfunctie als schepen gaan bekleden.
Maar omdat een functie als schepen zeer veel tijd kostte, was het handig dat je niet alle dagen voor je brood moest werken. Dus schepenen waren meestal rijke stadbewoners.

De schepenen werden voor een periode van twee jaar gekozen. Na een jaar werd de helft van de schepenbank ontslagen en werden er nieuwe schepen aangesteld. De verkiezing tot schepen was niet democratisch. Zij werden gekozen door de landsheer. De landsheer kreeg een lijst met namen van mannen die graag schepen zouden worden. Daaruit koos hij dan een aantal mensen. Maar de schepenen rouleerden d.w.z. na een aantal jaren stonden weer dezelfde namen op het lijstje waaruit de heer kon kiezen. Zo werden vaak steeds dezelfde mannen uit dezelfde families als stadsbestuur aangesteld.

De heren schepenen werden gecontroleerd door een adviesraad, de “gemene vroedschap en rijkdom” van de stad. Hierin hadden alle gilden een stem. In sommige steden mochten de stadsraden alleen meepraten bij bijzondere zaken als nieuwe belastingen of verplichte krijgsplicht. Dan werden grote vergaderingen voor de burgers georganiseerd. In andere steden, bijvoorbeeld in Haarlem, kregen de adviesraden zoveel macht dat zij de burgemeesters en schepenen altijd controleerden.

Twee schepenen hadden de verantwoordelijkheid voor de stadsfinanciën, de stadsrentmeesters. Zij regelden de inkomsten voor de stad. Die bestonden uit boetes, geld betaald voor het poorterschap, belastingen van burgers en goederen (vooral op drank en levensmiddelen), pachtgeld van weidegrond, grachten en gebouwen van de stad en het verpachten van stedelijke functies.

Hoewel de stad zichzelf mocht besturen hield de landsheer de stad goed in de gaten. Daarvoor had hij zijn eigen mannetje in dienst: de landsheerlijke officier of schout. De schout was hoofd van de schepenbank. Ook moest hij zorgen voor orde en rust in de stad. Samen met zijn hulpjes, de rekels, controleerden zij wie er de stad in- en uitgingen, dat er geen ruzies waren en dat alles rustig verliep. Criminelen en onruststokers werden door hen opgepakt en gevangen gezet.

 

Stadhuis Amsterdam


Oktober 15, 2023

Op dit werk is een Creative Commons Licentie van toepassing.

  

 

Belfort

 

 

Stadhuis

 

 

Schepenbank